UITLEG VAN DE ROUTINE
De routine bestaat een variatie van basisvaardigheden zoals springen en landen. In deze routine gaan twee spelers (A & B) de bal naar elkaar passen en proberen een derde speler (C) onder de knieën te raken. Speler C moet de bal ontwijken door te springen en te draaien. Na de landing gaat het spel verder met een snelle spelsituatie, waarbij C de overtreder is en B de aanvaller. Het einde wordt bepaald door een succesvolle verdediging of een succesvolle overtreding.

VOORBEREIDING

  • Plaats 4 doelen aan de randen van het veld.
  •  Plaats twee pionnen bij de centrale plek (middenveld) om het gebied waar gesprongen wordt te markeren.

 

UITVOERING VAN DE ROUTINE
In deze routine is de primaire context een veld waar voetbalcoaches regelmatig de oefensessies bij een club uitvoeren. De routine kan worden gebruikt als warming-up voor verschillende soorten doelen in het voetbal (d.w.z. springen, verdedigen, aanvallen, scoren, enz.) of als kernoefening in een trainingssessie.

EXTRA INFORMATIE: HOE BEREIKEN WE OPTIMAAL MOTORISCH LEREN EN HOE PASSEN WE AUTONOMIE TOE?

  • Het maken van beslissingen stimuleert het adaptieve motorische vermogen: Multidirectionele vaardigheden in een open, onvoorspelbare omgeving zijn geïntegreerd, verdedigers en aanvallers moeten anticiperen en reageren afhankelijk van de snelle veranderingen in de omgeving (bijv. kleurverandering, passen, andere spelers, ruimte- en tijdbeperkingen).
    Impliciet motorisch leren: Spelers moeten constant aandacht hebben voor de omgeving en impliciet leren wordt gestimuleerd middels een externe aandachtsfocus / analogie instructie / feedback om de lichaamshouding bij het springen en landen te optimaliseren.
  • Uitdaging/plezier: De tegenstander verslaan (uitdaging) om een punt te scoren (plezier/spelelement). Er kan een spel van gemaakt worden: wie verdient de meeste punten door te scoren, beste landingen uit te voeren, of moeilijkste landingen uit te voeren?
  • Motivatie: Dit wordt gestimuleerd door de spelers autonomie te geven en het nabootsen van verschillende spel echte elementen (de taken, scoren, verdediger of aanvaller zijn) in een veilige omgeving: een punt kan bijvoorbeeld verdiend worden als er succesvol verdedigd wordt.
  • Autonomie: Laat de spelers iets van de oefening zelf bepalen: aanvaller of verdediger zijn, welke sprongen er uit worden gevoerd, met welk type ballen ze moeten oefenen, enz.
  • Competentie: Het gevoel vaardig te zijn kan je bijvoorbeeld creëren door de speler de keuze te laten welke variatie hij wil doen (niveau, materiaal).
  • Verbondeheid: Dit kan gecreëerd worden door de sport specificiteit en het oefenen met teamgenoten. Bovendien zal de speler zich het beste voelen bij de variatie van de oefening die de speler kiest.
  • Differentiatie (leeftijd/ moeilijkheidsgraad): De routine is zo gemaakt dat er makkelijk afgestemd kan worden op de behoefte van de coach en de spelers.

MOGELIJKE VARIATIES

  • In plaats van slechts één pass van speler A naar B, kun je ervoor kiezen om te zeggen dat de spelers tussen 1, 3 of 5 passen moeten uitvoeren. Bij elke pass speler C springen en draaien met het gezicht naar de nieuwe passer. De bal komt nog steeds bij speler B aan (na 1, 3 of 5 passen), waarna B gaat aanvallen.
  • Speler A kan het aantal passen per keer bepalen, zonder dat speler C dit weet, wat speler C zal stimuleren om gefocust te blijven en adequaat te anticiperen/reageren (verhoogt uitdaging – meer plezier).
  • Maak ‘optimaal bewegen’ een spel. Dit betekent dat spelers punten kunnen krijgen bij het optimaal landen (wat betreft bewegingstechniek voor het preventiedoel – de coach observeert).
  • Speler A kan de soort sprong bepalen voor speler C door het roepen van een kleur (bijv. groen = squat jump, rood = countermovement jump, blauw = hoge sprong etc.)
  • Speler A kan observeren en punten geven aan speler C (1 of 2 punten voor de uitvoering van de sprong)
  • De spelers kunnen van positie/rol veranderen wanneer er is gescoord, bijvoorbeeld met de klok mee (speler B gaat naar positie van speler A, speler A gaat naar positie van speler C en speler C naar speler B zijn positie)
  • Tijdsdruk toevoegen: wie of welk team scoort het meeste punten binnen de tijd?

 

  • Zodra speler B de bal ontvangt, kiest de speler zijn/haar eigen richting om het veld in te gaan (pijl).

  • Speler B scoort slechts op één van de twee doelen die voor haar staan.

  • Speler A speelt de bal naar speler B via het gebied waar speler C staat (2 rode pionnen – middenveld – positie speler C).

  • Speler C blijft tussen de pionnen staan terwijl speler A hem/haar probeert te raken met de bal (onder de knieën) terwijl hij de bal doorspeelt naar speler B.

  • Speler C probeert de bal te ontwijken door te springen, draaien en landen in een tweebenige positie.

  • Zodra de bal het middenveld passeert (en speler C zijn/haar taak uitvoert), ontvangt speler B de pass en begint te spelen (1 tegen 1) tegen speler C.

  • Speler B valt nu aan en mag scoren in een van de twee doelen voor hem/haar (de start van speler A).

  • Speler C verdedigt nu de aanvallende speler B die probeert te scoren.

  • Als speler C de bal heeft veroverd, mag hij/zij scoren op een van de twee doelen voor haar (de start van speler B).

  • De ruimte voor speler C wordt groter gemaakt (pionnen wijder uit elkaar)

  • In de tussentijd zal speler C naar links en rechts bewegen op verschillende mannieren (bijv.: sprong rechts 90° draaien-springen links 90 ° draaien-springen rechts 90° draaien, twee benen springen & landen, twee benen springen & op één been landen, op één been springen & landen, schaatssprong, hoge sprong & draai etc. > naar zijn/haar keuze).

  • Speler A zal nu zijn/haar pasrichtingen moeten variëren (links-midden-rechts), afhankelijk van waar speler C zich bevindt.

  • Speler B krijgt de pass van speler A (het gebied van de basislijn van speler B is ook groter).

  • Nu zal speler A samen met speler B het veld betreden als tweede aanvaller.

  • Zelfs als speler A en B samen spelen, moeten ze scoren op een van de twee doelen op de basislijn van de teamgenoot.