UITLEG VAN DE OEFENING
In deze video zie je een oefening met een basis niveau, variaties en een level up waarin de verschillende variaties gecombineerd kunnen worden. Deze routine kan gebruikt worden als warming-up of als onderdeel van het curriculum bewegingsonderwijs. Deze routine bevat een een aantal basis bewegingsvaardigheden zoals springen en landen, van richting veranderen, slaan en vangen.

 

 

VOORBEREIDING
Naast het opblazen van de ballonnen is er geen specifieke voorbereiding nodig. Kinderen zullen deze oefening in tweetallen uitvoeren verspreid over de zaal, met genoeg ruimte tussen de duo’s. Voor de variaties kan er verschillend materiaal worden gebruikt wat beschikbaar is.

UITVOERING VAN DE OEFENING
Zie standaard level en level up

EXTRA INFORMATIE: HOE BEREIKEN WE OPTIMAAL MOTORISCH LEREN EN HOE PASSEN WE AUTONOMIE TOE?

  • Impliciet motorisch leren: Dit wordt gestimuleerd middels een externe aandachtsfocus / analogie instructie / feedback om de lichaamshouding bij het springen en landen te optimaliseren.
  • Uitdaging/plezier: Het op tijd weer wegtikken van de ballon is vooral een uitdaging in de level up. Hierdoor moeten er ook onverwachte bewegingen gemaakt worden. De transfer van het landen naar het rennen naar de ballon is onverwachts, aangezien dit afhankelijk is van het  traject van de ballon. Wanneer het kind onder de brug door moet kruipen en vervolgens moet opstaan en zich oriënteren op de ballon alswel voor het kind die de brug is zullen er onverwachte bewegingen zijn aangezien het andere kind erop steunt. Dus de brug moet anticiperen op de krachten van buiten om stabiel te blijven. Bovendien, om het leuker te maken kunnen de kinderen punten verzamelen (gebaseerd op level of optimale bewegingsuitvoering (optimaal vs. suboptimaal) of eigen materiaal uitzoeken.
  • Motivatie: Dit wordt gestimuleerd door de autonomie om het niveau van de oefening of oefenmateriaal te kunnen kiezen. Ook het samendoen van de oefening maakt het leuk. Positieve verwachtingen kunnen gecreëerd worden door de juiste moeilijkheidsgraad.
  • Autonomie: Laat de kinderen iets van de oefening zelf kiezen (bijv. het kind waar de het samen mee doen, of het materiaal waarmee ze oefenen of het niveau van de oefening.
  • Competentie: Het gevoel vaardig te zijn kan je bijvoorbeeld creëren door het kind de keuze te laten welke variatie hij/zij wil doen (niveau, materiaal). Laat het kind een variatie uitzoeken waar hij/zij zich het meest comfortabel bij voelt om succesvol uit te voeren. Ook zal positieve feedback van de docent als het goed gaat een goed gevoel geven.
  • Verbondenheid: Dit kan gecreëerd worden door oefenen met elkaar en elkaar helpen.
  • Differentiatie (leeftijd/ moeilijkheidsgraad): De routine is zo gemaakt dat er makkelijk afgestemd kan worden op de behoefte van de docent en de kinderen.

MOGELIJKE VARIATIES

  • Verschillende type sprongen (bijvoorbeeld zijwaarts, met of zonder op de brug te steunen, één been, voorwaartse sprongen) over de brug. Dit kan bijvoorbeeld aangegeven worden met verschillende fluitsignaaltjes van de docent.
  • Over de brug rollen of er onderdoor kruipen.
  • Wedstrijdje tussen tweetallen.
  • Samenwerken met andere teams door de ballon juist nauwkeurig te slaan naar het andere team (bijv. twee teams tegen twee andere teams).
  • Bank of box als brug om over te springen; variëren in hoogte / hoek van de brug.
  • Visuele stimuli op de vloer om in te springen.
  • Instabiele ondergrond voor het springen/landen en voor de brug: mat, bal,…
  • Een bal in plaats van een ballon gooien tussen de groepen, een bal gaat snellen en vergt dus meer adaptief bewegingsvermogen.
  • Een spelelement toevoegen waarbij er zo vaak mogelijk binnen een bepaalde tijd heen en weer gesprongen moet worden.
  • Met kleuren verschillende variaties aangeven.
  • Aanpassen naar voetbal of basketbal: passen van een voetbal, gooien van een basketbal.
  • Groep of kind kan de taak bepalen.
  • Brug moet opdrukken.
  • Maak ‘optimaal bewegen’ een spel. Dit betekent dat kinderen punten kunnen krijgen bij het optimaal landen (wat betreft bewegingstechniek voor het preventiedoel – de coach observeert).

Je kan deze oefening meer voorspel baar maken door bijvoorbeeld de oefening zonder ballon te doen.

De oefening wordt in duo’s uitgevoerd. Kind 1 maakt de brug en houdt deze vast tot het einde van de oefening. Kind 2 slaat de ballon zo hoog mogelijk en zet vervolgens zijn handen op de brug en springt twee keer heen en weer over de brug. Al laatste, kind 2 probeert de ballon te vangen voordat het de grond raakt.

In een moeilijkere opstelling kan er een combinatie van de variaties uitgevoerd worden in samenwerking met een ander team. In plaats van de ballon zo hoog mogelijk te slaan wordt de ballon nu naar het andere tam geslagen. Na het slaan van de ballon, springt het kind heen en weer over de brug, het andere team slaat vervolgens de ballon terug terwijl hier ook over de brug heen en weer gesprongen wordt. Het doel is om de ballon een x aantal keren heen en weer te slaan.